BIOGRAFIE

Muzeman

Het liefst noemde Toon zichzelf een clown, of ‘muzeman’, een woord dat hij zelf bedacht had. Volkskomiek kon ook nog, zolang je hem maar geen kleinkunstenaar noemde, ‘want ik ben een groot kunstenaar.’  Cabaretier? ‘De doorsnee cabaretist is te veel wijsneus en te weinig feestneus.’​

 

 

Clown

ik ben de clown, de mensen zien het aan mijn kop
ik maak hun kouwe harten warm, ik hits ze op
ik breng de hele zaal als water aan de kook
en is de tent na afloop leeg,
ben ik het ook

En toch kennen Nederland en Vlaanderen Toon Hermans als de vader van het moderne cabaret, de eerste entertainer die een hele avond alleen op het podium stond en de mensen vermaakte met liedjes, grapjes en sketches. De Volkskrant suggereerde in 1948 al dat Toon Hermans beter voor een ‘eenmansshow’ zou gaan, toen hij nog deel uitmaakte van het revuegezelschap Theater Plezier. Hij deelde daar het podium met andere zangers en acteurs, muzikanten en revuemeisjes, hoewel de 'liedjes en praatjes' van Toon solo gaandeweg een steeds groter aandeel kregen in de voorstellingen.  ‘Als hij dit niveau weet te handhaven, zal hij zich in de geschiedenis der amusementskunst gaandeweg een ereplaats verwerven,’ schreef NRC.

Variéthee

Toon Hermans werd in die dagen vergeleken met Bob Hope, de Marx Brothers en Danny Kaye, de Amerikaanse acteur en komiek die eind jaren veertig misschien wel de allereerste komische onemanshow ooit opvoerde. Afkomstig uit het vaudevillecircuit was Kaye niet alleen een patente grappenmaker maar ook een gekke mimespeler. Hij maakte als eerste komische vocale effecten met de microfoon, een techniek die Toon Hermans vooral toepaste op de radio. Danny Kaye zou hem tot op hoge leeftijd blijven inspireren en motiveren om op te treden, onder meer met zijn magistrale dirigentenact.

Een Engelse vriend van Hermans ging naar Danny Kaye kijken in de Palladium, Londen. Zelf zag Toon in Luik een tour de chant van Maurice Chevalier, een zanger met een pianist, in die dagen nog een heel ongewone bezetting. In de Parijse Music Hall l’Etoile woonde hij een recital bij van Yves Montand, liedjes aangevuld met revue, variété en korte monologen, maar wel een show die draaide rond één ster. De Deense pianokomiek Victor Borge kwam net als Hermans uit een klein land, werkte met zijn eigen materiaal, en was toch doorgebroken in de Verenigde Staten. Nog een rolmodel, en de eerste artiest die helemaal alleen een vol uur mocht vullen op de Amerikaanse tv. Borge was tot ver in de jaren zeventig ook bij ons regelmatig te zien op het kleine scherm.

Naast die internationale beroemdheden bewezen ook lokale voordrachtskunstenaars als Albert Vogel dat je een publiek een hele avond solo in de ban kon houden, zelfs met zwaarwichtige literatuurfragmenten en beschouwingen over het leven. Uit al die invloeden, indrukken en voorbeelden creëerde Toon Hermans op 2 oktober 1955 in een sanatorium in Hoog-Laren zijn eerste onemanshow Voor u Eva, een cocktail van conferences, imitaties, liedjes en poëzie. In plaats van een pianist of een orkest (in de traditionele orkestbak) zat er een klein combo op het podium. In plaats van de klassieke revuehoempa weerklonk frisse jazzmuziek. Toon zelf toonde zich drie uur lang ‘dichter, filosoof en clown’, zoals de Helmondse Courant schreef. Op 38-jarige leeftijd legde hij de fundamenten van een theatervorm die tot de dag van vandaag het Nederlandse cabaret domineert.

Toon beantwoordde niet aan het profiel van de cabaretier zoals producer en promotor Wim Ibo dat definieerde in zijn standaardwerk En nu de moraal… Hij noemde cabaret ‘een elitaire vorm van intellectuele recreatie. De ware cabaretkunst is bestemd voor geestelijk meerderjarigen die zich ontspannen voelen wanneer ze zich inspannen en die zich gaan vervelen wanneer een artiest hen op geen enkel terrein iets te zeggen heeft.’ Te veel wijsneus, inderdaad. Inspanning vroeg Toon Hermans nooit van zijn publiek, ontspanning gaf hij het des te meer.

ik ben de draad kwijt

Televisie

In 1956 verscheen Toon Hermans voor de eerste keer op tv, naar het voorbeeld van Victor Borge. Een halfuurtje op bezoek bij Toon Hermans in het Nieuwe de la Mar Theater duurde uiteindelijk anderhalf uur (‘een wereldrecord’ heette het toen) en zorgde voor een ware boost in de verkoop van tv-toestellen. Hermans’ tweede onemanshow werd in 1956 volledig uitgezonden. Twee miljoen kijkers, terwijl er nog maar 250.000 televisieapparaten verkocht waren. Ook in België werd de uitzending massaal bekeken, tweeënhalf uur lang.

Toon Hermans was zelf nochtans geen grote fan van het nieuwe medium. Hij noemde de tv ‘het avondzonnetje van de verregende huwelijken, de couveuse van de te vroeg geboren sterretjes, het paradijs van de middelmatigen.’

Vernieuwend, laat staan experimenteel kun je die eerste voorstellingen niet noemen, tenminste niet vanuit een 21ste-eeuws gezichtspunt. Eind jaren veertig had Hermans het Nederlandse variété al proberen te vernieuwen, met nieuwe vormen in licht, tekst en beeld, surrealistische dansen, abstracte conferences en ‘existentialistische cabaretbegrippen’ (de Volkskrant). De cabaretier voelde zich verwant met de schilders Picasso en Karel Appel, en de dichter Simon Vinkenoog. Zijn eigen nonsensgedichtjes werden vergeleken met de poëzie van de Vijftigers, maar dan grappig. Hermans’ biograaf Jacques Klöters spreekt van ‘surrealisme in de humor, abstracte poëzie in de liedjes en expressionistische beeldende kunst in zijn toneelbeelden.'

‘Juist de moeilijke weg naar de abstracte grap intrigeert me telkens weer’, zei Hermans zelf. ‘Zonder enige reden bijvoorbeeld een zakdoek op mijn hoofd leggen en zo een tijdlang blijven staan, vind ik verrukkelijk. Juist omdat het niets is en toch zo veel.’

Die ‘abstracte grap’ zou een constante worden in het werk van Toon, en dat was toen wel degelijk nieuw. Toon Hermans vertelde weinig of geen grappen, zoals de meeste komieken van zijn tijd. Hij lulde maar wat aan, althans zo leek het. Het ging vaak nergens over. En precies dat leek de toeschouwers te prikkelen, een soort voorpret die eindeloos werd opgebouwd. Zou hij die microfoonstandaard echt zo interessant vinden? Zouden die gedichtjes echt niets betekenen? En zo, lach op lach, ontwikkelde zich geleidelijk een storm van lachen, een vloedgolf die niet meer te stoppen was van mensen die maar bleven lachen.

Niet je hele

lange leven

met je voetjes

op de grond

beetje dromen

beetje zweven

lijkt me ook

niet ongezond.

Later, in de jaren zestig en zeventig, zouden precies die inhoudelijke 'leegheid' en vrijblijvendheid de progressieve cultuurelite behoorlijk op stang jagen. De auteur en toneelrecensent Anton Koolhaas noemde Toon Hermans in Vrij Nederland een ‘blijheidsboodschapper’, ‘geluksbehanger’ en ‘moeders straalkachel’. De provo’s rekenden hem tot de burgerlijke cultuur van hun ouders waarmee ze zo radicaal wilden breken. Ook Nico Scheepmaker en Gerrit Komrij veegden Hermans in de linkse pers de mantel uit, terwijl de ‘rechtse’, populaire krant De Telegraaf hem op handen droeg. Toon Hermans was al vroeg in zijn carrière bevriend geraakt met Henk van der Meyden, de eerste echte ‘showbizzjournalist’ in Nederland die met de cabaretier een wel erg bevoorrechte relatie onderhield. Privé of professioneel, als er iets te melden was over Toon, stond het altijd eerst in De Telegraaf.

Privé of professioneel: de vraag is of het onderscheid wel bestond voor Toon Hermans. Vrienden en familie getuigen dat hij elke minuut van de dag met zijn vak bezig was, nooit tevreden en zeer veeleisend. Hij was ook de eerste cabaretier die in de theaterzalen ging spelen en de structuur rond zijn werk professionaliseerde (in de nv Internationale Theater Exploitatie Maatschappij Showbiz). Met de uitgave van platen en gedichtenbundels (video, cd en dvd bestonden nog niet) zette hij de trend voor een hele industrie. Zijn allereerste lp One Man Show (1958) werd verkocht via de winkelketen Albert Heijn. Prijs: 5,95 gulden in plaats van de gebruikelijke 18,95. 380.000 stuks verkocht in 3 weken. In zijn glorietijd was Toon Hermans de meest gelezen dichter van Nederland, tot afschuw van veel ‘echte’ dichters en recensenten.

Toon was zich ook zeer bewust van zijn imago en koesterde het zorgvuldig. De strakke kostuums die hij op jonge leeftijd al afkeek van Sammy Davis Jr. en Frank Sinatra is hij op het podium bijna zijn hele leven blijven dragen, de eerste jaren consequent met een smal snorretje en een vlinderdasje. Hermans’ vriend en medewerker Ted Schaap hield zich bezig met de personal branding van Toon en zorgde voor de juiste foto’s, affiches, logo’s en verpakkingen.

Ijdeltuitje

Alomtegenwoordig

En zo was Toon in de tweede helft van de twintigste eeuw alomtegenwoordig in de Nederlandse en Vlaamse huiskamers, op televisie, waar zijn onemanshows werden uitgezonden. Op de radio, waar hij lange tijd meewerkte aan de Bonte Dinsdagavondtrein. In de boekenkast, met een van zijn tientallen verzenbundels. En in het platenrek, waar iedereen wel een lp had staan van Toon Hermans, en vaak ook een paar singles: het vrolijke walsje Sien laat eens sien hoe mooi je bent, het hitje dat hij schreef voor Jasperina De Jong, De wandelclub, en natuurlijk de carnavalshits die tot op de dag van vandaag worden meegezongen. Mien waar is mijn feestneus (1968): ‘Ik moet ’m hebben als ik naar het feest toe ga, ik zag ’m net nog liggen in de lala-lalalala!’ Kiele kiele kiele (1969): ‘Hélène Hélène, wat heb je toch een mooie bène,’ zong Hermans, en die benen stonden in cartoonvorm op het hoesje van de single. Op de B-kant: Vogeltje wat zing je vroeg (‘is de nacht niet lang genoeg? Nee, de nacht is altijd veel te kort. Vanavond…’).

Ik heb na dit carnaval
zo’n bierlucht in mijn jekker.
Die snuif ik telkens op
En denk: wat was dat lekker!

Toon Hermans maakte in zijn ruim vijftigjarige carrière twaalf onemanshows. Dertien eigenlijk, maar de voorstelling die in oktober 1970 in première ging in Gent, werd vroegtijdig stopgezet door een plotse inzinking van Toon, die de aanzet bleek te zijn tot een maandenlange depressie.

Wisseling

Even ben ik oud en grijs omdat ik de
moed verloor even koud, dan smelt het
ijs en komt de zon weer door.

Twee jaar later nam hij de draad weer op en presenteerde een voorstelling die in het geheugen gegrift staat van hele generaties, al was het maar door de briljante ‘Snieklaas’-sketch. Het was maar een van de vele passages en liedjes die de tand des tijds doorstaan hebben, wat voor een komiek toch redelijk uitzonderlijk is, en die nu deel uitmaken van het collectieve Nederlandse en Vlaamse geheugen: Méditerrannée, 24 rozen, Dit is een plek om lief te hebben, Wat ruist er door het struikgewas?, de ledenlijst van Ons Genoegen, ‘Roepie! Roepie!’ en de poelifinario, zoon Maurice met zijn helmen, Vader gaat op stap ('Zit mijn jasje goed? Zit mijn dasje goed?'), de hartverscheurende liedjes uit de laatste shows...

Artiest van de eeuw

Wat maakte Toon Hermans uniek? Waarom verkozen de lezers van De Telegraaf hem in 1999, een jaar voor zijn dood, tot 'artiest van de eeuw'? Omdat hij hele generaties onbedaarlijk heeft doen lachen en diep ontroerd. Omdat hij de eerste soloartiest was die ons een hele avond (de meeste shows duurden ruim twee uur) wist te entertainen. Omdat hij het dagelijkse bestaan zo spits en vrolijk wist te relativeren, met pretentieloze grapjes, versjes en liedjes. Omdat hij zo dicht bij ons leek te staan, als een vriend van het huis, met zijn innemende lach en onschuldige uitstraling. Omdat hij onvoorwaardelijk geloofde in de liefde, de kracht die ons allen bindt.

Toon Hermans heeft een grote artistieke erfenis nagelaten. De cd-uitgave van de onemanshows kreeg in 2004 de Edison in de categorie Historische Uitgave, de dvd-box (2005) is een van de best verkochte collecties ooit. Maar hoe populair Toon ook was als theaterpersoonlijkheid, het zouden wel eens zijn geschriften en schilderijen kunnen zijn die de komende generaties zullen onthouden en bewonderen. Een onemanshow is per definitie een momentopname, hoe vaak hij ook wordt opgevoerd, bestemd voor een bepaald publiek in een bepaalde tijdsperiode. En dan onderscheidde Toon zich nog van zijn collega-cabaretiers door zijn tijdloze humor. Maar wie schrijft, die blijft, en wie schildert soms nog langer. Er zijn in totaal een vijftigtal titels verschenen van Toon Hermans, waarvan meer dan drie miljoen exemplaren zijn verkocht. Dat zijn heel veel boeken in heel veel huiskamers en bibliotheken. Vooral de verzen van Toon blijven mateloos populair. Het zal nog eeuwen duren voor die allemaal uit het gezichtsveld en de culturele canon van de Lage Landen verdwenen zullen zijn.

Gedichtje

hij schreef een klein gedichtje

het had niet veel om handen

maar het had iets van een lichtje

dat in het donker brandde

 

Vader

Toon in België

Dat Toon Hermans ook in Vlaanderen zo populair en invloedrijk is geworden, heeft verschillende oorzaken. Eind jaren veertig toerde hij hier al met het Theater Plezier van Floris Meslier. In 1953 bracht hij de redelijk experimentele producties Ballot en Zaza naar België. De première van zijn tweede onemanshow (1957) vond plaats in de zaal van het Koninklijk Kunstverbond in de Antwerpse Arenbergstraat, nu de Arenbergschouwburg, waar cabaret en stand-upcomedy een halve eeuw later een groot deel van de agenda innemen. Toon trad ook op in Gent, Leuven en Brussel, maar verbleef bij voorkeur in Antwerpen, soms zes weken lang. Dan logeerde hij in hotel Excelsior aan de De Keyserlei en was een vaste klant in restaurants Locarno en Hong Kong.

Groter

In België is alles groter

de friet de broodjes de bonbons

in België is alles groter

dan bij ons

ik keek ik vergeleek – en vond

wij hebben wel de grootste mond

Toon Hermans was ook een Limburger, afkomstig uit Sittard in het katholieke zuiden van Nederland, minder cynisch en belerend dan zijn protestantse collega’s van boven de Moerdijk. Meer flauwekul, zoals de Vlamingen die zelf zo graag verkopen. Maar wel flauwekul in Algemeen Beschaafd Nederlands, en dus geschikt voor de televisie. Lang voordat de Vlaamse (dialect)komieken het scherm haalden, keken al miljoenen mensen naar de onemanshows van Toon Hermans. Onder het goedkeurend oog van de in die dagen zo machtige ABN-lobby.

In 1960 verbleef Toon Hermans, zowel fan van Toots Thielemans en Jacques Brel als van Johan Anthierens, vier weken in Oostende om aan zijn nieuwe show te werken. Geen enkele komiek of humorist was in die tijd zo geliefd bij het Vlaamse publiek, zoals uit verschillende enquêtes mocht blijken. En het was de Antwerpse impresario, regisseur, oprichter van de Philharmonie van Antwerpen (nu deFilharmonie), directeur van het Amerikaans theater en codirecteur van de Arenbergschouwburg Gaston Ariën (een bezig baasje) die Hermans in contact bracht met een Duitse manager, en zo voor hem een nieuwe markt opende. Toon trad met succes op in Wenen, München en Hamburg, waar in dezelfde buurt en dezelfde periode The Beatles aan de bak probeerden te komen.

Voor de première van zijn zesde onemanshow in 1969 ging Toon Hermans opnieuw naar België, dit keer Gent. In Antwerpen alleen kwamen in een periode van zes weken ruim 35.000 mensen naar hem kijken. Terwijl hij in Nederland in toenemende mate verguisd werd en concurrentie kreeg van linkse, maatschappijkritische cabaretiers, bleef zijn populariteit in Vlaanderen ongeschonden. In 1991 vierde Toon Hermans zijn 75ste verjaardag in het Antwerpse Sportpaleis, het zoveelste bewijs dat dit land hem zeer na aan het hart lag.

En dan had Toon Herman van Hove nog niet ontmoet, een Vlaamse uitgever die door de man die hij zo bewonderde plots werd gebombardeerd tot manager en boekingsagent. Van Hove had dan ook een fraai visitekaartje afgeleverd: een prachtig boek met schilderijen van Toon, naast zijn liedjes, zijn onemanshows, zijn versjes en tekeningen nog een kunstvorm die hij met veel passie beoefende.

Schilderen

Verf wordt rozen

verf wordt vogel

verf wordt korenschoof of koe

verf wordt ogen

verf wordt lente

verf wordt hemel af en toe

 

Herman van Hove organiseerde de laatste tournee van Toon en begeleidde hem bij de opname van het mooie liedjesalbum Als de liefde, zijn laatste artistieke, postuum verschenen hoogtepunt. Vijftien jaar later stond Herman zelf meer dan veertig keer op het podium als verteller, samen met zangeres Lissa Meyvis, in de intieme, ontroerende voorstelling In de schaduw van Toon.

Toon in de prijzen

Toon Hermans won de Gouden Televizier-ring, de Edison en de Gouden Harp. Hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (1965) en enkele jaren later tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. In België mocht hij zich Commandeur in de Orde van Leopold II noemen. Hij ontving de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice en was ereburger van Sittard.

84 jaar Toon (1916-2000)

17 december 1916
Geboorte van Antoine Gérard Theodore Hermans in Sittard.

20 januari 1935
Eerste revueoptreden in Sittard.

1936
Winnaar Cabaret der Onbekenden in Heerlen.

1942
Gezelschap Carl Tobi (Leidschepleintheater), met Toon in een bijrol.

1943-1944
Frans Mikkenie's Theaterproducties, met Toon nog altijd niet in de hoofdrol.

1945
AVRO's Bonte Dinsdagavondtrein

1946-1951
Theater Plezier, met Toon Hermans als medeauteur (naast Max Tailleur en Jan van Ees), hoofdrolspeler en vanaf de tweede productie met een soloact voor de pauze en op het einde. Later neemt Toon ook de muziek en de hele artistieke leiding voor zijn rekening. Zijn pauze- en finalenummers worden steeds langer en belangrijker. Onder de muzikanten herkennen we Govert van Oest, de pianist die ook jarenlang zijn combo in de onemanshows leidde.

1953
Gezelschap Toon Hermans brengt Ballot. Tekst, muziek, decor, kostuums, choreografie en regie: Toon Hermans. Hoofdrol: Toon Hermans. In december treedt Toon met Ballot voor het eerst op in België.

1954
In Luxor, Rotterdam, gaat in augustus Zaza in première, de tweede productie van het Gezelschap Toon Hermans. In december doet Toon een soloprogramma van veertig minuten in het Pauzetheater (Centraal Theater) in Amsterdam. Hier ligt de kiem van zijn eerste onemanshow.

1956
Première van Toons eerste One Man Show (Voor u Eva) in het Nieuwe De La Mar. Heette eerst Tien jaar liedjes van Toon en als het van Toon had afgehangen Het hemelbed. Met assistente Phyllis Lane, pianist Govert van Oest, bassist Hans van Rossem, drummer Tonny Nüsser en gitarist Robby Pauwels. Zij definiëren de zacht swingende stijl die de liedjes van Toon altijd heeft gekenmerkt.

Het publiek ziet een simpel decor met een huisje, een boompje en een beestje, want daar is alles op terug te brengen volgens Toon. ‘Dag allemaal in de zaal’ zingt hij in zijn eerste lied, waarna hij in zijn openingsconference ongeveer alle thema’s aan bod laat komen die zijn cabaretwerk zouden typeren: de vrouw, de Franse taal, zijn familieleden, lente en zomer. In Waar is de slinger imiteert Toon als vanouds Richard Tauber, Bing Crosby en Maurice Chevalier. Hij vertelt dwaasheden en taalgrapjes, doet een liedje in het Sittards, en haalt herinneringen op aan de kermisdraaimolen uit zijn jeugd en zijn eerste tien jaar als zanger in Mijn hoge hoed. Het grootste lachsucces is de conference over Ari Stoteles en zijn familie. Hij eindigt met een lied waarin hij het gevoel uitdrukt dat hij wil overbrengen: Blij, blij, blij.

Toon Hermans is een clown zonder schmink en met weinig attributen, maar toont zich in zijn eerste solovoorstelling (en alle shows daarna) evenzeer dichter als filosoof. De Telegraaf schrijft dat in deze show Toons talenten gebundeld worden: 'Het is de Toon van vroeger die hier voor u staat, ontdaan van pretentieuze poespas, literaire omhaal en ballot-ballast, maar die Toon van vroeger is toch sterker, rijper, geraffineerder en dat zonder aan kwajongensachtigheid te hebben ingeboet.'

1957
De tweede One Man Show (De Neus) gaat in première in Antwerpen. In juli treedt Toon voor het eerst op in Wenen.

Na het succes van de eerste show staat Toon dit keer liefst drie uur lang alleen op de planken. Hij put niet uit oud materiaal, maar heeft een hele serie nieuwe liedjes geschreven, de meeste vlot van sfeer, speels, luchtig en vol woordspelingen, in vele al dan niet bestaande talen. In de conference Hoe is het met uw Frans? introduceert Toon een thema dat een stokpaardje zou worden: het verschil tussen het Frans en het Nederlands, waarbij de lach schuilt in het contrast tussen het hooggestemde Frans en het laag-bij-de-grondse Nederlands.

Toon poseert als een gewone man, met familieverhalen over vakanties met de tent en in Tirol. Hij imiteert flanerende mensen op een boulevard in Zuid-Frankrijk. Ooit zag hij een grote blauwe reclameposter hangen en bij het lezen van de naam hoorde hij meteen een melodietje: Méditerranée. Het is een van Toons beste liedjes, vol charmante woordspelingen en buitelingen, met een simpele melodie en geraffineerd begeleid door Govert van Oest op de piano, die veel meer kon dan avond aan avond in de lach schieten om Toons grappen.

De goochelparodie Mr. Tonio, een dwaze act met neptrucs, is een van de beste nummers die Toon ooit gemaakt heeft. Meteen daarna maakt hij een enorme zwaai naar een ernstig liedje, Jacqueline, een donker zwerversliedje in een programma vol licht. 'Wat zou er met de liefde gebeuren bij de ondergang van de wereld?'

Toon maakt zich in deze voorstelling helemaal los van zijn Nederlandse voorbeelden en spiegelt zich aan de internationale grootheden uit de showbusiness. Toon wil ook daadwerkelijk doorbreken over de grenzen. 'Toon heeft een Europa gebouwd dat voor hem bestaat uit bezongen liefde, besproken geluk, muziek, een schone dame en een groot aantal rekwisieten', schrijft Simon Vinkenoog in de Haagse Post.

1958
De AVRO zendt de driehonderdste voorstelling van de tweede onemanshow in het Westend in Den Haag rechtstreeks uit op televisie. In het najaar speelt Toon de hoofdrol in de film Moutarde van Sonaansee, naar zijn eigen scenario.

1960
One Man Show 3 (Strinzelthal). Koos Serierse vervangt Hans Van Rossem. Mimi Kok neemt halverwege de tournee de plaats in van Phyllis Lane. Toon treedt op in België, Duitsland en Oostenrijk (vijf weken in het Weense Renaissance Theater). De show Lachen ohne Ende is ook te zien op de Oostenrijkse televisie.

Toon heeft iets goed te maken, want zijn film is mislukt. 'Ik heb geen andere bedoeling dan u te amuseren met eenvoudige liedjes over menselijk wel en wee,' zegt hij in het programmaboekje, 'met levensdeuntjes, geschreven op het oeroude stramien van het kleine chanson. Het is niet de tijd die mij inspireert, maar het leven zelf waarvan de bedoeling nimmer verandert.’ Het programma is een en al zon, leven en blijheid, en de 43-jarige Toon toont zich beurtelings een verlegen kwajongen, een dwaze clown en een liedjeszanger. De humor is simpel, het gaat over algemeen menselijke onderwerpen met nostalgische terugblikken naar vroeger.

1961
Optredens in Hamburg, Berlijn en andere Duitse steden. Lachen ohne Ende haalt ook hier het tv-scherm. Voor de uitzending van One Man Show 3 op de Nederlandse televisie laat de KRO de parodie op Josephine Baker censureren.

1963
De vierde onemanshow (Pijpestelen) gaat in première in Maastricht. Met twee nieuwe muzikanten, Hans de Ruyter en Ruud Kuyper, en een technische assistent die Toon een leven lang trouw zal blijven en met zijn laconieke verschijningen op het podium een onvergetelijke indruk zal nalaten: Johnny van Elk.

Op 6 december staat Toon voor het eerst in Carré, de zaal waar hij zijn grootste triomfen zal vieren en zich altijd het best thuis voelde. Hij is de bekendste artiest van Nederland en heeft successen geboekt in België, Duitsland en Oostenrijk. Als vader van drie jongens is hij in de kracht van zijn leven en op het hoogtepunt van zijn kunnen.

Toon heeft veertig nieuwe liedjes geschreven. Voor de pauze liedjes en dan na de pauze lekker kletsen: dat lijkt hem wel een goede formule. Hij komt op in een zijden smoking met een dun vlinderdasje. De belichting krijgt voor het eerst een opvallende functie. Het orkestje zit scherp met licht afgebakend op het toneel; de kleuren zijn ook gebruikt voor de affiche en de programmaboekjes. Echte Toon-kleuren, ontworpen door Ted Schaap, die een belangrijke rol zal spelen in de grafische vormgeving van Toons werk.

Voor het eerst komt er voorzichtige kritiek. Stelt Toon het leven niet al te mooi en zonnig voor? Wat moeten we met de melancholie van een plattelander die terugverlangt naar vroeger? Is dat geen heel conservatief cabaret? De kritische, rebelse geest van de sixties is definitief uit de fles.

1965
One Man Show 4
haalt op tv een ongeziene kijkdichtheid van 94%, met een waardering van 85%. Toon toert in Duitsland en Oostenrijk.

In de zomer begint Toon Hermans te werken aan zijn Broadway-show. Hij huurt in New York de oostelijke hoeksuite op de tiende etage van het Hilton-hotel en werkt er samen met Erich Segal, een afgestudeerd historicus met een musical op zijn naam, die een paar jaar later wereldberoemd zou worden met zijn roman Love Story.

1966
One Man Show 5 (Tien Toon).
Het combo bestaat uit Govert van Oest (piano), Robby Pauwels (gitaar), Hans de Ruyter (trombone), Tonny Nüsser (slagwerk), Jan Huydts (bas) en Coen van Nassau (vibrafoon en accordeon).

Toon draagt zijn haar wat langer in de nek, en wat woester bij de slapen. Zijn snorretje is dunner. In december wordt hij 50. Hij wil dit keer volkomen naturel zijn op het toneel, en een volslagen vrije verhouding hebben met het publiek. Hij begint uitgebreid te kletsen over een pinnetje aan het statief van zijn microfoon, een 'sketch' die iedere avond groeit. Hij geeft een voorproefje van zijn Amerikaanse show door al iets te verklappen van het briljant vertaalde Twentyseven roses. Hij speelt met talen, Zweeds en Frans, en fantaseert over de Griekse mythologie. Hij zingt zijn hit Sien en imiteert de clown Buziau, Maurice Chevalier, Lou Bandy, Marlene Dietrich en Al Jolson, de hele stoet van legendarische showbusinessfiguren die hem het vak geleerd hebben. De auditie is een hoogtepunt uit het oeuvre van Toon Hermans, een overtuigende demonstratie dat ware humor wortelt in wijsheid en tragiek.

In Hilversum en Brussel doet Toon try-outs voor zijn Amerikaanse show; de première vindt plaats in Maastricht. Toon toert ermee door Canada, maar haalt het niet tot Broadway. Hij vreest zijn zelfstandigheid te verliezen en heeft net zijn eerste nummer 1 gescoord, Mien, waar is mijn feestneus? In Nederland is hij populairder dan ooit en die status brengt hij liever niet in gevaar door een lange afwezigheid.

1967
Zes miljoen tv-kijkers voor One Man Show 5.

1971
Na tien weken Luxor krijgt Toon een inzinking. Een longontsteking wordt gevolgd door een zware depressie. De nieuwe show is nooit opgenomen voor radio of tv.

1972
Première van One Man Show 6 in het Circustheater in Scheveningen. Met een band onder leiding van Henk Westrus op piano, Ab van der Molen op saxofoon, Benny Ludemann fluit en snaarinstrumenten, Rob van Stiphout saxofoon en fluit, Hugh den Ouden trompet en trombone, gitaar Jan Blok, bas Tom Dissevelt en drums Hans Seugling. Als assistent introduceert Toon zijn zoon Maurice. De helmen!

'Van de simpelheid is Toon overgestapt naar enorme toestanden, naar een enorme belichting. De show is technisch zo bewerkelijk opgezet dat alleen de grootste theaters hem kunnen hebben. Hij staat in een zogenaamde horizon, een doek met een oppervlakte van 35 meter dat rondom het speelvlak hangt. Het is hoog en verdwijnt in het niet. Aan de zijkant van het toneel zijn geen doeken meer. Die horizon moet op en neer kunnen. Er moet ruimte zijn. Dan is er nog een verrijdbaar podium waarop het orkest zit.' (De Telegraaf)

Iedereen weet dat Toon depressief is geweest, dus vindt hij het normaal om daarover ook te zingen. In het openingslied Hemelsblauw volgen we hem op zijn tocht uit het grijs naar het licht, naar de kleur, naar het groen van het gras en het blauw van de hemel. Dat idee wordt nog benadrukt door het lichtplan en de sound van het orkest; iedere stemming krijgt een anders gekleurde achtergrond.

Na de pauze gaat Toon op zijn praatstoel zitten. Hij vertelt dat hij een foto wil maken van het publiek en daaruit volgt een dwaze samenspraak met zijn toneelmeester Johnny over vogels. Totaal ontspannen kletst hij minutenlang over zijn schoenen, zijn sokken, familie, hobby’s, verjaardagen en Sinterklaas.

1976
One Man Show 7
gaat in première in Nijmegen. Assistent: Gaby Hermans, management: Maurice Hermans. Combo geleid door Hugh den Ouden (trompet, trombone, eufonium), met pianist Frans Ehlhart, vibrafonist en accordeonist Coen van Nassau, gitarist en fluitist Benny Ludemann, trombonist Jan Nypels, bassist en gitarist Henk Haverhoek en drummer Ernst van Tiel.

1977
Toon Hermans staat drie maanden lang in Carré.

1979
One Man Show 8.
Zoon Gaby vindt zijn roeping als vaste fotograaf van pa; Maurice heeft de touwtjes van het management stevig in handen. Muzikanten: Benny Ludemann, Henk Haverhoek, Hugh den Ouden, Ernst van Tiel en Coen van Nassau.

Het is een uitbundige voorstelling. Toon laat het publiek moeiteloos uit volle borst meezingen met nooit eerder gehoorde liedjes als Oh Carolien en Wat ruist er door het struikgewas? Legendarisch is het moment waarop hij zijn toneelmeester Johnny een tennisracket uit de auto laat halen en op het toneel blijft wachten tot die terug is. Na afloop zullen sommige mensen zeggen dat Toon wel een kwartier heeft lopen slenteren op het toneel. Die volstrekte natuurlijkheid op het toneel door niet te spelen en alleen maar te zijn, is wat Toon al jarenlang nastreeft. Andere hoogtepunten zijn de zeer geslaagde typeringen van een oude boer, een slome voorzitter, een bitse admiraal en een vogelaar. De humor is gedurfd, want vrijwel abstract.

1980
Door een aandoening van de stembanden moet Toon tijdelijk stoppen met optreden.

1984
Première in Carré van One Man Show 9, met muzikale begeleiding door Coen van Orsouw jr., Coen van Nassau, David de Marez Oyens (bas), Hans Koppes (eufonium, trombone en tuba), Benny Ludemann en Bennie Bosman (drums).

Aangekondigd als de laatste show. Toon staat 50 jaar op de planken waarvan 25 jaar solo. Hij kijkt vooral terug op zijn eigen leven en werk. De goochelaar, de straatmuzikant, de typetjes, alle vertrouwde gezichten uit vorige shows komen voorbij, en ook toneelmeester Johnny.

Eind 1984 krijgt Coen van Nassau in Nijmegen een hartaanval en overlijdt ter plekke. De resterende voorstellingen wordt hij opgevolgd door Carol Schulze. Velen vragen zich af of dit echt Toons laatste show is, dan wel of hij zich zal terugtrekken in Frankrijk om te schilderen.

1985
Toon raakt zijn stem kwijt en moet de rest van de voorstellingen afzeggen. In september ondergaat hij een hartoperatie.

1989
One Man Show 10 (Altijd zal ik van je houden)
, met voor de pauze aanvankelijk Theater Pittoresque, een gezelschap onder leiding van Maurice Hermans. Combo olv Coen van Orsouw jr., met verder Edwin Corzilius (bas), Benny Ludemann, Erik Vlasblom (toetsen), Bennie Bosman en Hans Koppes (trombone, tuba en eufonium).

'De beste show uit mijn leven,' zegt Toon, 'omdat ik me niet zo aanstel. Meer recht voor z’n raap dan ooit. Dat komt toch ook door de leeftijd. Het begint nu pas ergens op te lijken. Ik streef het gewone gesprek na. Niemand kan zo met het publiek omgaan als ik. Daarom kan ik ook in Carré staan. Ik kan iedereen op schoot nemen.'

Toon is intussen onder het mes gegaan, een bypassoperatie, maar heeft er toch weer zin in. Jonge cabaretiers dragen hem op handen en hij maakt een rustige, opgewekte indruk. Hij schuwt niet langer ernst en melancholie. Op het einde van Ik ben iemand van een kleine stad staart hij peinzend in de zaal terwijl de tuba het motiefje van het Limburgse volkslied Waar in ’t bronsgroen eikenhout speelt. Zonder dat hij iets aangeeft, begint het publiek mee te zingen, iedere avond weer. Telkens kijkt Toon verrast op en ondergaat het als een kleine hommage aan de landstreek waar zijn talent ontsproten is.

In oktober 1990 stopt Toon met de show omdat zijn vrouw Rietje ernstig ziek is. Kort daarna sterft ze. Het liedje Jij bent mijn hemel is zijn ultieme liefdesverklaring, iedere avond aangekondigd met de woorden 'voor haar'.

1992
One Man Show 11 (Ik heb je lief)
. Met op drums Peter Berk in plaats van Bennie Bosman. Toon is 75 en sinds kort weduwnaar. 'Ik ben hier niet heen gekomen om mijn verdriet uit te stallen,' schrijft hij in het programmaboekje, 'maar ook niet om weer volop de zot te spelen. Om mijn verlies te kunnen dragen, heb ik iets gedaan, wat ieder ander mens in mijn plaats waarschijnlijk ook zou hebben gedaan: hard werken, aan deze avond.'

Ontroerend en zonder een spoor vals sentiment bezingt en bespreekt Toon zijn liefde voor het leven, voor de medemens en hoewel hij haar naam niet noemt, wordt het programma gevoed door zijn liefde voor Rietje. ‘Over de liefde wil ik zingen’, begint hij; Ik geloof is daadwerkelijk een geloofsbelijdenis. Toon Hermans probeert alle mensen persoonlijk te raken in hun verdriet, en hun te vertellen dat niets alleen maar kapotgaat.

Na de pauze geeft het publiek zich opnieuw graag over aan de lach. Toon heeft het weer eens over zijn jeugdleed, het gedrag van gefantaseerde ooms en tantes en het Sinterklaasfeest. Hij praat frivool nep-Frans en -Engels en zingt samen met het publiek zijn evergreen 24 rozen.

Maar het verdriet wordt Toon vaak te machtig. 'De muzikanten zaten letterlijk te janken achter mij. (...) Het orkest speelde Lente me, Zomer me, September me, Winter me. Er kwam niks meer uit. Ik hield mijn handen voor mijn gezicht. En zei, heel zachtjes, tie-die-da, tie-die-da, tie-die-da, het hele liedje uit. Ik kon geen woord meer zingen. Ik dacht aan Rietje en toen de eerste tranen kwamen werd het allemaal heel mistig. Ik stond daar maar op het toneel en deed niets meer. Op een gegeven moment voelde ik dat mijn lichaam werd opgetild en door de ruimte zweefde naar een stoel achter het podium. Daar liet ik dikke tranen over mijn wangen lopen en zei: Doe de lichten maar aan. Ik ga naar huis.'

1993
Toon Hermans stopt abrupt met de show.

1996
In de Stadsschouwburg van Heerlen gaat de twaalfde en laatste onemanshow van Toon in première. Marc van Rooij speelt bas en contrabas, de rest van de band is ongewijzigd.

Niemand verwachtte nog een nieuwe voorstelling van Toon. Er is een prachtig boek verschenen met zijn schilderijen; hij wordt overal gehuldigd en jonge cabaretiers vragen de zegen van de oude meester. Van Youp van 't Hek en Freek de Jonge weten we dat Toon Hermans hen geïnspireerd heeft om in het vak te stappen. In het tv-programma Een nieuwe jas interpreteren hedendaagse artiesten werk van Toon. Zelf heeft hij naar eigen zeggen in een half jaar 167 liedjes geschreven; zijn manier om de dood van zijn geliefde Rietje te verwerken. Toon droomde van een tour de chant naar Frans model, anderhalf uur liedjes zonder pauze. Hij besluit uiteindelijk om na de pauze toch ook een paar conferences te houden maar die kunnen de intense, weemoedige stemming van de liedjes niet verhullen. Hoogtepunten zijn Pidelom, een klank die een groot verlies blijkt te vertegenwoordigen, het verstilde liefdeslied Zij dekte de tafel en In 't graas van de wei, in het Sittards, over zijn laatste rustplaats. Het is het laatste nummer van de laatste show. 'Veranderd is er weinig,' schreef Het Parool, 'of het moet zijn dat Toon nog meer dan vroeger mens onder de mensen is geworden, zonder pretenties, met zijn ellende en verdriet. Golven van ontroering rolden bij herhaling door het publiek en bij liedjes als De zon gaat op waren er zakdoekjes.'

2000
Toon Hermans overlijdt op 22 april.